Dit jaar spelen we een komedie. Een komedie betekent bij Shakespeare dat het stuk eindigt met een bruiloft. Op de theaterschool in Amsterdam heb ik een belangrijke regel geleerd: bij een komedie moet je zorgen dat het publiek in de zaal méér weet dan de spelers op het toneel. Zogenaamd. Je moet het publiek op z’n minst het gevoel geven dat ze meer weten.
Dat is belangrijk. Jij, als publiek, weet dat er iemand in de kast zit. Het liefst schaars gekleed, en de speler op het toneel heeft daar nog geen idee van. Bij een thriller is het precies omgekeerd. Daar weet de speler weer meer dan het publiek. Bijvoorbeeld waar het lijk ligt of wie de moordenaar is. Er bestaan wel meer regels bij het maken van komedie. Vooral de Engelsen hebben daar veel over nagedacht. Zoals bij de Christmas Pantomimes, waar de kwade heks meestal wordt gespeeld door een man die doet of hij een vrouw is. De belangrijkste reden daarachter is dat wanneer een echte vrouw of dame struikelt, dat meestal niet om te lachen is. Maar als een man een pruik opzet en een jurk aantrekt en vervolgens struikelt dan is dat vaak wel weer heel grappig. Bij de repetities kun je lekker stoeien met regels en uitproberen hoe een grap het beste werkt. Je hoeft niet bang te zijn dat een grap door die vaker te spelen aan kracht verliest want een goeie grap blijft, mits goed uitgevoerd, altijd leuk.
Er is echter één voorwaarde die voor het slagen van een komedie belangrijker is dan alle andere regels, en die is: Zin in lachen. Wanneer het publiek zin in lachen heeft lukt de voorstelling beter. Ik heb hier in het verleden onderzoek naar gedaan. Bij korte komedies, die we drie maal op dezelfde avond speelden, werd steeds de muziek voor aanvang in de foyer gewisseld. Zo bleek dat een komedie veel minder leuk werd wanneer het publiek de zaal binnenkwam met Schubert of Sjostakovitsj. Terwijl de voorstelling juist leuker werd met de opzwepende klanken van Sister Sledge of Gruppo Sportivo. Ook in ons openluchttheater in Diever besteden we veel aandacht aan de omstandigheden die van invloed zijn op het ‘zin in lachen’. Zo worden al in het vroege voorjaar onze publieksbegeleiders gescreend om te kijken welke begeleider het beste de lachzin kan opwekken.
Degenen die de minste lachzin veroorzaken houden wij buiten beeld en de grootste aanstichters staan het dichtst bij het toneel. Waarmee al bij binnenkomst van het publiek een geleidelijke lachzin zorgvuldig opgebouwd wordt.
Als je goed kijkt kun je het zien.